Het blijft voor veel ondernemers een grijs gebied: werk je met een zelfstandige of is het bij nader inzien toch een werknemer? Dit onderscheid is niet alleen belangrijk voor de praktijk, maar is ook juridisch van groot belang. Want wie zich vergist, loopt het risico op naheffingen, boetes en onverwachte verplichtingen richting de Belastingdienst.
Daarom komt er nieuwe wetgeving aan: de Wet VBAR (voluit: Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoedens). Deze wet zou meer houvast moeten bieden bij het beoordelen van de arbeidsrelatie. In dit blog gaan we in op deze nieuwe wetgeving en de twee uitspraken van de Hoge Raad – de Deliveroo-uitspraak en de Uber-uitspraak – die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de inkleuring van het wetsvoorstel.
Wat is het probleem met de huidige wetgeving?
Voordat we de nieuwe wetgeving en de Hoge Raad-uitspraken bespreken, is het goed om het probleem met de huidige wetgeving te schetsen. Volgens de huidige Wet DBA (Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) moeten zzp’er en opdrachtgever zelf beoordelen of de zzp’er daadwerkelijk zelfstandige is of dat hij toch werknemer is. In de praktijk blijkt dit lastig. Hoe beoordeel je bijvoorbeeld het geval waarin twee mensen binnen dezelfde organisatie exact hetzelfde werk doen, maar waarbij de één in loondienst is en de ander als zzp’er is ingehuurd?
Als een zzp’er eigenlijk niet zelfstandig werkt, is er sprake van schijnzelfstandigheid. Dit zorgt voor problemen voor de zzp’er zelf bij bijvoorbeeld ziekte en arbeidsongeschiktheid. Voor ondernemers brengt schijnzelfstandigheid het risico op naheffingen en boetes met zich mee. Sinds 1 januari 2025 wordt in Nederland strenger gehandhaafd op deze schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst gaat vanaf 2026 boetes en naheffingen opleggen aan bedrijven en organisaties die zzp’ers inhuren zonder dat er sprake is van zelfstandigheid.
Wat verandert er met de Wet VBAR?
De Wet VBAR moet het voor opdrachtgevers en zelfstandigen makkelijker maken om in te schatten of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een zzp-opdracht. In de wet wordt onder andere een rechtsvermoeden van werknemerschap geïntroduceerd bij een laag uurtarief en afhankelijkheid van één opdrachtgever. Dat betekent dat er in die gevallen sneller wordt aangenomen dat iemand eigenlijk werknemer is.
Daarnaast wil de wetgever de praktijk houvast bieden bij het beoordelen van werkrelaties. Daarbij is veel aandacht voor recente rechtspraak, met name twee belangrijke uitspraken van de Hoge Raad: de Deliveroo-zaak en de Uber-zaak.
De Deliveroo-zaak
In 2023 bepaalde de Hoge Raad in de zaak van maaltijdbezorger Deliveroo dat er bij de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst altijd moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Er werd een toetsingskader opgesteld met negen gezichtspunten die kunnen helpen bij het beantwoorden van deze vraag. Deze gezichtspunten zijn:
- de aard en duur van de werkzaamheden;
- de wijze waarop werkzaamheden en -tijden zijn bepaald;
- inbedding in de organisatie;
- het persoonlijk uitvoeren van werkzaamheden;
- de wijze waarop afspraken tot stand komen;
- de wijze waarop beloning wordt bepaald en uitgekeerd;
- de hoogte van de beloning;
- de verdeling van commerciële risico’s;
- de gedragingen als ondernemer (denk hierbij aan: de afdracht van BTW, investeringen in het eigen bedrijf en besteding van geld aan het werven van klanten).
De Uber-zaak
Op 21 februari 2025 kwam de Hoge Raad met verduidelijking in de Uber-zaak door de beantwoording van prejudiciële vragen. Centraal stond de vraag of er een rangorde bestaat tussen die negen gezichtspunten. Het antwoord van de Hoge Raad luidt ontkennend: alle factoren zijn gelijkwaardig. Er is dus géén puntensysteem waarbij sommige aspecten zwaarder wegen dan andere. Het gaat om het totaalplaatje.
Deze uitspraak had directe gevolgen voor het wetsvoorstel VBAR. De oorspronkelijke versie van de wet legde wél nadruk op bepaalde factoren. Dat is inmiddels aangepast, zodat de wet beter aansluit bij de uitleg van de Hoge Raad.
Meer informatie?
Mocht u na het lezen van deze blog vragen hebben over de schijnzelfstandigheid en de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst, kunt u contact opnemen met één van onze advocaten. Zij helpen u graag.
Geschreven door:
mr. Claudelle Schimmel-Blom.
Heeft u een vraag? Neem contact op.