Een echtscheiding kan soms tot gevolg hebben dat één van de ouders het contact van de kinderen met de (oude) omgeving moeilijk maakt of zelfs helemaal stopzet. In de praktijk zien we dit vooral gebeuren met opa’s en oma’s. Zo wordt geregeld de oppasdag die de grootouders voor de scheiding hadden, na de scheiding geschrapt. Kan dit zomaar? Of hebben de grootouders misschien recht op omgang met hun kleinkind?
Geen wettelijk recht
Juridische ouders hebben recht op omgang met hun kind. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden zal een rechtbank bepalen dat er geen omgang mag zijn tussen een ouder en het kind. Dit zijn de zogenaamde ontzeggingsgronden, namelijk:
- De omgang levert ernstig nadeel op voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
- De ouder is kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat tot omgang;
- Het kind van twaalf jaar of ouder heeft ernstige bezwaren tegen omgang met de ouder;
- Omgang is anderszins in strijd met zwaarwegende belangen van het kind.
Zo zal de rechtbank geen omgang verplichten tussen een ouder en het kind als deze ouder onder invloed is van alcohol tijdens de omgang of als de ouder zich gewelddadig heeft gedragen richting het kind.
Voor grootouders is in de wet niet expliciet zo’n recht op omgang vastgelegd. In 2015 heeft het CDA hiervoor wel een initiatief genomen in de Tweede Kamer, maar Minister Van der Steur (Justitie en Veiligheid) heeft in januari 2016 aangegeven hiervoor niets te voelen en hiervoor dan ook geen wetsvoorstel in te dienen.
Toch kan een grootouder de rechtbank wel vragen om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank zal pas op dat verzoek beslissen als er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouder en het kleinkind. Er moeten hiervoor voldoende concrete omstandigheden aanwezig zijn. De bewijslast voor het aantonen van de nauwe persoonlijke relatie ligt bovendien bij de grootouder. Kortom, de drempel voor het hebben van een recht op omgang ligt voor grootouders hoger dan voor de juridische ouders van het kind.
Wanneer is er sprake van een nauwe persoonlijke betrekking?
Het is lastig aan te geven wanneer er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. De rechtbank beoordeelt iedere zaak namelijk als op zichzelf staand en kijkt dus naar de specifieke omstandigheden van de betreffende zaak om een beslissing te kunnen nemen.
Wel lijkt er een lijn in de uitspraken van de rechtbanken te ontdekken:
- alleen een bloedband tussen de grootouder en het kleinkind is niet genoeg om aan het criterium te voldoen. Er zullen bijkomende omstandigheden moeten worden aangetoond waaruit de nauwe persoonlijke betrekking volgt;
- een normale grootouder-kleinkind relatie, zoals veel incidentele contacten en af en toe een nachtje logeren, lijkt ook onvoldoende voor het aannemen van een nauwe persoonlijke betrekking;
- de kans dat de rechtbank een nauwe persoonlijk betrekking aanneemt is alweer groter als de grootouder een substantieel deel van de verzorging en opvoeding op zich heeft genomen en er sprake is van een structurele langdurige oppasregeling
Het beeld blijft echter wel dat een nauwe, persoonlijke betrekking tussen een grootouder en een kleinkind niet snel wordt aangenomen door de rechtbank.
Altijd kijken naar het belang van het kind
Zelfs al is er sprake van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouder en het kleinkind, kan de rechtbank bepalen dat er tóch geen omgangsregeling komt. Dit zal de rechtbank doen als er sprake is van één van de ontzeggingsgronden die hierboven ook al even ter sprake kwamen.
Als de omgangsregeling tussen de grootouder en het kleinkind bijvoorbeeld niet in de zwaarwegende belangen van het kind is, zal de rechtbank alsnog het verzoek van de grootouder afwijzen. Dit zou onder meer het geval kunnen zijn, als er door de omgangsregeling zoveel spanning komt tussen de grootouder en de ouder(s), dat de ontwikkeling en de gezondheid van het kleinkind hierdoor negatief beïnvloed zou worden.
Blijf met elkaar in gesprek
Zoals uit het bovenstaande blijkt, zal een rechter (veel) minder snel een omgangsregeling bepalen voor een grootouder dan voor de juridisch ouders. Bovendien gaat er vaak een jarenlange juridische strijd aan vooraf, voordat de rechtbank op het verzoek van de grootouder heeft beslist. Het is daarom veel beter om te proberen met elkaar in gesprek te gaan en als dit niet lukt, hiervoor professionele hulp in te schakelen. Zo leert de praktijk dat een mediator het gesprek tussen ouders en de grootouder vaak weer op gang kan helpen en er hierdoor gebouwd kan worden aan een gezonde toekomst voor grootouders, ouders en kleinkinderen. Dit alles zonder dat de gang naar de rechter hoeft te worden gemaakt.
Heeft u nog vragen over het bovenstaande of zou u met behulp van een mediator in gesprek willen met uw (schoon)ouders/(schoon)dochter/(schoon)zoon om de omgang met de (klein)kinderen te bespreken? Neem dan gerust contact op met mij.
Geschreven door:
mr. Job Blok.
Heeft u een vraag? Neem contact op.